Doop-/Suikerdoosjes worden gegeven bij een geboorte. Dit is een oud gebruik wat stamt uit de Romeinse tijd. De amandelnootjes die ze erin deden, waren gedrenkt in honing. Deze nootjes stonden symbool voor vruchtbaarheid. Later werden deze vervangen door suikerbonen.

Vooral België kent een heel sterke doopsuikertraditie. Het uitdelen van suikerbonen is bijna net zo belangrijk als het sturen van geboortekaartjes. De allereerste doopsuikerverpakkingen waren puntzakken, gevuld met een oneven aantal suikerbonen (dat bracht geluk). Later werd dat vervangen door doosjes in allerlei vormen en prachtig versierd. Je ziet veel blauwe doosjes voor jongens en roze voor meisjes.

Onze grootouders hadden het wel over "kinnekeskak" of "kakkeboontjes" als ze suikerbonen bedoelden. En daar hoort een heel verhaal bij. Op de dag  van de doop wikkelde men het kindje in een doek, waar ongemerkt wat suikerbonen in verstopt werden. Bij het verwijderen van de doek vielen de boontjes op de grond en leek het net of ze uit de luier van de baby kwamen. De kinderen mochten dan de boontjes oprapen en nadien werden ze eerlijk verdeeld.

In Nederland wordt kraambezoek getrakteerd op beschuit met muisjes, blauwe muisjes voor jongens en roze voor meisjes.